De oprichting

Het begon dus met de bewuste oproep in de krant. Lies van den Donk-Dooremaal uit Nijmegen schreef :

“wie ontwerpt een wooneenheid met een centrale keuken, een eetzaal, een wasserij, een kindercrèche, studieruim­te, gezamenlijk te gebruiken logeerkamers, en daarboven of daaromheen eigen kleine wooneenheden voor elk gezin: een woonkamer, wat slaapkamers, een piepklein keukentje, een douche en een toilet?”

Met deze advertentie in juli 1969 werd het idee van Centraal Wonen in Nederland geboren.

Na de advertentie ontstond er eerst op landelijk niveau een groep mensen die het idee uit de advertentie verder zijn gaan uitwerken. Dat resulteerde ook in een enthousiaste groep in het Gooi die via een persbericht in de Gooi- en Eemlander in november 1973 een informatie avond organiseerde in het toenmalige buurthuis Ons Huis. Daar kwamen ongeveer 60 belangstellenden op af met als resultaat de Vereniging Centraal Wonen Ooster Meent in oprichting. (Het was eerst de bedoeling dat het project zou worden gerealiseerd in Huizen. Daar stond een groot nieuwbouwplan op stapel: de Huizermaat. Maar deze poging mislukte.)

De toen onstane groep is als vereniging met elkaar doorgegaan, heeft zichzelf uitgebreid en is jaren lang druk in de weer geweest om enerzijds met elkaar te bedenken hoe het idee van “Samen doen wat samen kan” in de praktijk uitgewerkt kon worden. En anderzijds ook voor te zorgen dat er huizen zouden komen om echt in te gaan wonen. Deze twee trajecten, laten we zeggen het mensen traject en het huizen traject zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en vonden tegelijkertijd plaats.

De betrokkenen

Tijdens heel veel vergaderingen op avonden, in werk-weekenden in Jeugdherbergen of op kampeerterreinen is hard gewerkt aan groepsprocessen en aan het idee hoe het samen centraal wonen, de huizen en alles eromheen, vormgegeven zouden moeten worden. Op deze week-enden gingen alle kinderen ook altijd mee om zo elkaar goed te leren kennen. Voor de kinderen was er steeds een apart programma.

Bob Fris, de eerste voorzitter van de Landelijke Vereniging en ook voorzitter van de vereniging in het Gooi is op zoek gegaan naar mensen die niet alleen enthousiast waren voor het idee maar ook op bouwkundig terrein kennis en kunde hadden of op een invloedrijke plek zaten.
Andere belangrijke namen uit die startperiode zijn: Nico Schiltmans, directeur van RK-woningbouw St. Jozef, inmiddels Woningbouw corporatie Gooi- en Omstreken, die open stond voor het plan en ook het financiële risico wilde nemen.
Freek de Vries bouwkundige en via hem, Leo de Jonge leider van een groot ontwerpbureau met goede contacten op het ministerie. Daar zat een bevlogen staatssecretaris, Marcel van Dam. Die graag meewerkte aan experimenten in de woningbouw.
Een gelukje was dat op het ontwerpbureau van Leo de Jonge een architect aanwezig was met tijd over, het was tenslotte midden jaren zeventig van de vorige eeuw. Deze architect, Pieter Weeda, mocht van zijn baas op no cure no pay basis in nauwe samenspraak met de groep aspirant bewoners een ontwerp gaan maken voor een straatje met huizen en gemeenschappelijke voorzieningen. Deze architect was zelfs aanwezig bij de genoemde werkweekenden.

Dus de tijd zat mee en er waren gedreven idealisten. Dat contact op het ministerie was van essentieel belang. Want er ging een straat met 50 woningen
gebouwd worden met van alles eromheen dat in geen enkele regel of wet voorkwamen. Of, anders gezegd, er moest om de ideeën van de groep en de architect te realiseren van heel veel regels worden afgeweken en dat is niet eenvoudig in het goed geregelde Nederland.

Deze pioniersgroep heeft hun tijd heel erg goed besteedt. Er zijn door hen belangrijke keuzes gemaakt. Zowel wat betreft de bouw, de indeling van de huizen, de omvang van de straat , als de procedures binnen en de organisatie van het geheel.

De ideeën

Een aantal van de ideeën van de pioniersgroep zijn tot op de dag van vandaag succes- en beeldbepalend gebleken voor de Wandelmeent:

  • De gevels van de huizen moesten verspringen, zowel wat betreft hun ligging aan de straat als wat betreft de hoogte. Dit geeft levendigheid, maar was ook duurder dan wanneer de huizen gewoon in een rijtje staan.
  • De gevels moesten niet van gewone baksteen zijn, maar van hout. En in een vrolijke heldere kleur: rood!
  • De straat moest worden opgedeeld in kleinere groepen, die met elkaar een cluster vormen en een clusterruimte delen. Deze clusterruimtes kregen uit voorzorg dezelfde oppervlakte als de kleinste huizen, twee buitendeuren en in aanleg de mogelijkheid voor alle voorzieningen die nodig zijn voor een één persoonswoning. Als het mis zou gaan met het project en de clusterruimtes zouden in onbruik raken, kon er altijd nog een woning van gemaakt worden. Gelukkig is dat tot op de dag van vandaag nooit nodig geweest.
  • Alle huizen die bij eén clusterruimte horen moeten met de voordeur naar de cluster gericht zijn en je moet bij regen droog naar de cluster toe kunnen.
  • Er moesten 50 woningen komen zodat er zoveel mensen kunnen komen wonen dat er binnen de straat altijd mensen zullen zijn met wie iemand goed contact kan hebben.
  • De huizen moesten van verschillende grootte zijn zodat er ook verschillende gezinssamenstellingen kunnen wonen. Dat heeft geresulteerd in 5 type woningen. De kleinste is geschikt voor een eenpersoons huishouden, de grootste voor een gezin met 2 á 3 kinderen.
  • Om het project voor iedereen toegankelijk te laten zijn werd er voor gekozen om het zo te bouwen dat het binnen de sociale woningbouw zou vallen.

In de praktijk betekende dit dat alle huizen een aantal vierkante meters kleiner werden dan normale woningwet woningen. Die uitgespaarde vierkante meters werden vervolgens gebruikt om de gemeenschappelijke ruimtes van te bouwen. Maar een kleiner huis vraagt om een praktische, efficiënte inrichting. Om dat zover te krijgen moesten er een aantal in regels vastgelegde obstakels overwonnen worden:

  • Een regel was bijvoorbeeld dat er in een huis altijd twee wc’s moesten zitten. Hiervoor was in de huizen eigenlijk gewoon geen plek. Dus besloot de groep dat er maar een w.c. moest komen en dit werd uitonderhandeld met de mensen van het ministerie.
  • Ook is er voor gekozen om de huizen bij de oplevering eenvoudiger afgewerkt te laten zijn om kosten te besparen. Zo zat er bijvoorbeeld geen behang op de muren. Zeer ongebruikelijk voor die tijd.
  • Omdat er ook 10 clusterruimtes met keukens werden gerealiseerd, kregen de huizen in hun eigen kleine keuken alleen onderkastjes en werd het uitgespaarde geld van de bovenkastjes gebruikt voor de keuken in de cluterruimtes.
  • Omdat de huizen dus kleiner werden dan gebruikelijk en het voor de toekomstige bewoners lastiger zou zijn om logees te ontvangen zijn er in de straat 3 logeerkamers met eigen opgang, douche en toilet gekomen.

Van alle plannen zijn de meeste ook daadwerkelijk uitgevoerd. Sommige iets minder luxe dan in eerste instantie bedacht.
Wat wegens te hoge kosten en te weinig concrete invulling niet is gerealiseerd, is het plan om aan het begin en einde van de straat een aantal ambachtsruimtes te bouwen.

Nog een heel belangrijk besluit van de pioniersgroep was dat ieder huis een eigen kleine keuken, eigen badkamer en eigen voor – en achterdeur zou krijgen, want ze wilden geen commune zijn, maar een woongroep.
Dus wel een eigen keuken en een eigen badkamer, maar was het ook nodig dat iedereen een eigen schuurtje kreeg? Oorspronkelijk was dat wel het plan. En was het nodig dat iedereen een eigen wasmachine had? Hoe vaak gebruik je een wasmachine nou eigenlijk? Is daar in de huizen wel genoeg plek voor? Het bespreken van deze vragen leidde tot het besluit om voor gezamenlijke bergingen te kiezen. Ieder groepje van 4 of 5 huizen dat met elkaar een cluster vormt, een clusterruimte deelt, kreeg ook een gezamenlijke berging voor fietsen, kampeerspullen enzovoort. In deze berging werd een ruimte gecreëerd waar wasmachines en later ook drogers konden komen.

De indeling van de huizen

De huizen verspringen dus ten opzichte van elkaar. Met dat verspringen werd ook achter ieder huis een klein eigen terras gecreëerd in de achtertuin. Het verder afscheiden van de eigen tuin door middel van heggen of schuttingen vond de groep niet nodig. Daardoor ontstaat het gevoel dat je over een hele grote tuin beschikt, waarvan je maar een klein stukje zelf hoeft te onderhouden.

Die eerste bewoners kregen veel vrijheid in de keuze van de indeling van hun huis. Zo konden ze kiezen voor het aantal slaapkamers en hoe groot die slaapkamers moesten zijn. Ze konden kiezen voor de plek van de keuken. Langs de muur of haaks op de muur. En zelfs of ze de slaapverdieping, zoals meestal gebruikelijk, boven wilden hebben of beneden en dus de woonverdieping boven.

Dat was mogelijk omdat het al enige tijd voor de oplevering bekend was wie in welk huis zou gaan wonen. Dat laatste, het al bekend zijn van de eerste bewoners tijdens de bouw, was voor de corporatie en de mensen van de bouw iets heel bijzonders. Zij spraken ook zelf niet meer over huisnummers, zoals bij andere bouwprojecten, maar over het huis van de familie van Dam, Verweij of Fris. Diezelfde corporatie moest overigens wel een akkoord geven aan de keuzes die de bewoners deden.

De indeling van de straat

Als er ergens een nieuwe straat gebouwd wordt moet er ook een plan komen voor de inrichting daarvan. Voor dat traject was nauw overleg met de gemeente Hilversum nodig.
Er werd gekozen om de straat een kruisvorm te laten hebben met op de kruising van de 4 armen in het midden een klein plein. En op dat plein moest een pomp komen, zoals dat ook in kleine dorpen het geval is. De pomp kwam er en was een cadeau van de architect.
De groep wilde veel groen in de straat, de gemeente ondersteunde die wens. Onder andere door, naast andere bomen, ook een linde te planten, een boom die ook vaak op pleinen in kleine dorpen te vinden is. Een linde zorgt voor de mensen om haar heen.

Er moest ook een gootje komen dat van voor naar achter en van links naar rechts de hele straat met elkaar zou verbinden. Ook dat kwam er. Het speelt een grote rol bij het ontdekken van de straat door kleine kinderen. En natuurlijk het autovrij zijn.
De straat was toen en is nog een open voor de omgeving. Van veel Meentbewoners loopt de vast route naar het winkelcentrum of de scholen via de Wandelmeent.

Het groepsproces

Inmiddels was de tekst van de oorspronkelijke advertentie aangepast aan de ideeën van de onstane groep. In latere oproepen om aspirant bewoners te werven stond:

Mensen gezocht die willen meewerken aan het realiseren van een nieuwbouw complex waarin de totstandkoming van een nieuwe samenlevingsvorm mogelijk is. Een samenlevingsvorm die de grenzen van het gezin overschrijdt.

Wanneer je grenzen wilt gaan overschrijden, moet je ook op zoek naar nieuwe grenzen. Wat wil je wel allemaal samen doen en wat toch echt niet meer.
Om dit proces binnen de aspirant bewoners zo goed mogelijk te laten verlopen kreeg de groep begeleiding van buiten die betaalt werd door het ministerie van CRM. En dat was nodig want zelf meedoen aan het proces en ook je toekomstige buren daarin begeleiden zoals in het begin werd geprobeerd bleek echt niet samen te gaan. Natuurlijk zijn er tijdens dat proces mensen afgehaakt, maar er zijn ook steeds enthousiaste mensen bijgekomen.

Een van de besluiten die leidde tot het afhaken van mensen was dat iedere cluster, dus de bewoners van een groepje van 4 of 5 huizen, zelf zijn eigen nieuwe
buren zou gaan kiezen. En dat dat niet voor de hele straat zou gaan gebeuren door een commissie van wijze mannen en vrouwen.
Ook dat gebeurt tot op de dag van vandaag en is een van de belangrijkste pijlers van het succes van de Wandelmeent: we kiezen onze eigen bewoners. 

De naam

De naam Wandelmeent is ook door de eerste bewoners samen met de gemeente bedacht en gekozen. Andere namen die genoemd werden waren Boogjesmeent, vanwege de ronde daken of Waldenmeent, vanwege de vroegere woongemeenschap van Frederik van Eeden die dicht in de
buurt van de Meent had bestaan.
Maar het werd dus WANDELMEENT. En in februari 1977 zijn daar de eerste mensen gaan wonen. Na de zomer van 77 was de gehele straat bewoond.